Allereerst moet de strijkstok passen bij het instrument en de speler. De eenvoudigste manier om de klank van je eigen cello te veranderen is door andere snaren te gebruiken. Afhankelijk van het materiaal van de snaarkern of de omwinding zullen de klankkleur, de respons en het volume van het instrument veranderen. Vooral darmsnaren staan bekend om hun warme, zachte klank, maar ze zijn ook gevoelig voor veranderingen in temperatuur en vochtigheid. Verdere veranderingen aan het instrument moeten worden overgelaten aan een vioolbouwer: De vorm, materiaalsamenstelling en positie van de stapel en de kam hebben een doorslaggevende invloed op de klank. Last but not least is ook het eigen spel, met name de strijktechniek, van belang. Wie veel oefent, krijgt een mooier, zachter geluid.
Terug naar Strijkerwetenswaardigheden: de Cello